Wat is kunst?

Als we vanaf de Atlantische kust huiswaarts keren, nemen we bij voorkeur de Route Départemental. Je doet er wat langer over, maar de kans op een aardig restaurant voor de middag is het grootst. En je komt nog eens wat tegen.

Le jardin de Gabriel

Zo stuitten we onlangs op de Jardin de Gabriel. Achter een verwaarloosd hek bevindt zich een laag, wit gepleisterd arbeidershuisje dat letterlijk is omsingeld door een leger van levensgrote betonnen gestalten. Pokdalige gezichten staren ons star aan. ‘Alleen op afspraak te bezichtigen’. Er staat een telefoonnummer bij. Ik rammel tevergeefs aan het hek. Bellen heeft geen zin. Het is zondag. Het is bovendien 12.00 uur geweest. Dat kunnen we schudden.

Het arbeidershuisje staat in Chez-Audebert, een gehucht dat valt onder de gemeente Nantillé. Het wordt, lees ik later, tot 2000 bewoond door de plaatselijke timmerman Gabriel Albert en zijn vrouw Anita. Gabriel bereikt de eerbiedwaardige leeftijd van 96 en zijn naam leeft voort, al weet niemand hoe lang nog. Zijn vrouw overleed in 1999. In 1991 zei ze in een interview met een plaatselijke krant: ‘Het idee om deze beelden te maken, zat al heel lang in zijn kop’.

‘Verlost van zijn ketenen’

Het idee kwam tot leven toen Gabriel Albert met pensioen ging. Verlost van de ketenen van het dagelijkse werk om den brode, zo gaat het verhaal, stort de dorpstimmerman zich op zijn droom. In twintig jaar tijd bouwt hij aan een oeuvre van 420 betonnen beelden. We zien historische personages, als Vercingétorix, Napoléon en Louis Pasteur, illustere staatslieden als Charles de Gaulle en Giscard d’Estaing, fameuze Franse zangers als Brassens en Brel, en levensgrote nabootsingen van ‘kleine luyden’ die naamloos bleven, het lot dat de meesten van ons beschoren is.

Hoewel ik weet dat het zinloos is, rammel ik nog eens aan het hek. Ik loop er omheen en wring me in onmogelijke bochten om toch van zoveel mogelijk beelden een indruk te krijgen. Mooi zijn ze niet. Ze zijn wat onhandig en stijf. Laat ik het zo zeggen: er ontbreekt een zekere charme of frivoliteit aan. De gezichten treffen me als opvallend expressieloos.

Nu is beton geen meegaand materiaal, maar ik vrees ook dat Gabriel Albert geen al te groot talent was. Logisch, denk ik, dat hij wachtte tot zijn pensionering. Zat het idee voor al die beelden écht al zijn hele leven in zijn kop, zoals Anita, zijn vrouw, beweerde? Of trok hij zich terug in zijn atelier omdat hij als de dood was om zijn vrouw na een lang werkzaam leven voor de voeten te lopen? We zullen het nooit weten.

‘Het product van creatieve menselijke uitingen’

De notabelen van de Poitou-Charentes weten het wél. Ze zijn trots op dit kleine lapje erfgoed. Ze noemen de beeldentuin het ‘poëtische universum’ van een creatieve en gepassioneerde geest die op eigen kracht evolueerde van ambachtsman tot kunstenaar. En daar begint het voor mij te knellen. Want wat is kunst? Het is een haast onmogelijke vraag die de mensheid al sinds Plato bezighoudt. Wie een afdoende antwoord weet, mag het zeggen. Kunst is, zo wordt volgens Wikipedia algemeen aangenomen, ‘het product van creatieve menselijke uitingen’.

Kunnen we, als dat de juiste benadering zou zijn, de plaag van creatieve uitingen van al die pensioentrekkers die uit arren moede achter de schildersezel kruipen of aan het kleien slaan, als kunst beschouwen?  Kun je na je pensioen kunstenaar ‘worden’? Of word je als kunstenaar geboren, met geen andere keus dan kunst maken, omdat het brandt van binnen, ook als je bijna van de honger omkomt?

Ik besef, als ik de auto start, dat ik er niet uitkom. We laten het huis en atelier en de beeldentuin in Chez-Audebert, achter ons en vervolgen de RD 129. Intussen rammelen we van de honger. Een paar dorpen verderop stoppen we bij een auberge die er uitnodigend uitziet. Er zit aardig wat zondags volk op het terras, maar er zijn nog tafeltjes vrij. De dienstdoende ober schudt echter al van verre nee. Half twee geweest. Désolé.

Gabriels tuin