Presidenten van Frankrijk – kunstminnaars of narcisten?

Presidenten van Frankrijk houden van grandeur. Ze laten ‘hun volk’ graag iets na. Grote Werken in het culturele domein. Wat zit daar achter? Zijn de eerste mannen van de republiek kunstminnaars of narcisten? Ik vond het antwoord in het museum van voormalig president Jacques Chirac.

 

President in Frankrijk

 

Groot. Daar houden presidenten in Frankrijk van. Wat het kost dondert niet, criticasters hebben het nakijken. Onsterfelijkheid, dát is ons streven. En hoe betalen we die? Met de belastingcenten van de gewone man.

We beginnen in 1969, door Serge Gainsbourg bezongen als Année Erotique. In dat jaar neemt de wat stijve Georges Pompidou, oud onderwijzer, de macht over van de illustere De Gaulle, grondlegger van de vijfde republiek, die zich onsterfelijk maakte met zijn memoires. Voor Pompidou is dat niet genoeg. Hij droomt van een mekka voor de moderne kunsten in hartje Parijs. En dat komt er. Over de voor die tijd gewaagde architectuur schreeuwt Frankrijk moord en brand, maar het Centre Pompidou opent in 1977 zijn deuren. Pompidou zelf heeft de sleutel van het Elysée dan al ingeleverd bij de achtenswaardige Valéry Gisgard d’Estaing.

‘Het Franse monopolie van het hart’

Die laat zijn oog vallen op een oud treinstation, Orsay genaamd. Het is liefde op het eerste gezicht. Dit is dé ultieme locatie om een nationaal museum voor de negentiende-eeuwse kunsten in te richten. Kost wat, maar dan heb je ook wat. Het morrende volk wil hem van zijn dure plannen afbrengen, maar Valéry beroept zich op ‘het Franse monopolie van het hart’. Direct bij zijn aantreden steekt hij een stokje voor de sloop van La Gare en kan het Grote Werk beginnen. In 1986 opent Le Musée d’Orsay zijn deuren. De imposante verzameling impressionisten trekt jaarlijks tienduizenden bezoekers.

Honger van socialistische zonnekoning niet te stillen

Dan is de eer aan de notabele socialist François Mitterand. Bij zijn megalomane ambities verbleken die van zijn voorgangers tot gesputter tegen de vergankelijkheid. Eerst creëert hij zijn  Grand Louvre, dat vermaledijde kunstpaleis dat de sluwe Wim Pijbes van ‘ons’ Rijksmuseum onlangs een loer draaide. Met een immense glazen piramide op het centrale plein, La Cour Napoleon, waar iedereen tegen te hoop loopt, wordt het Louvre in 1981 met 75 duizend vierkante meter vergroot. Vervolgens stort de nieuwe zonnekoning zich op de Opéra Bastille en de Grande Arche de Défense. Zijn honger was nog niet gestild. Tegen de publieke opinie in, kondigt hij op Quartorze Juillet 1988 zijn plannen voor La Grande Bibliothèque aanwaar Frankrijk sindsdien zijn literaire erfgoed bewaart en digitaliseert. Geschatte stichtingskosten: 1,5 miljard Franse francs. Eindbalans: ruim 10 miljard Franse francs. Maar Mitterand maakt zich pas echt onsterfelijk met de erkenning van zijn buitenechtelijke dochter en de nonchalante reactie op kritische vragen van de pers. ‘Et alors?

Dan komt Jacques Chirac. De geslepen, sjoemelende oud-burgemeester van Parijs die het met de aanbestedingen niet zo nauw nam. Hij treedt in 1995 aan als president en trekt twaalf jaar aan de touwtjes. Intussen is hij officieel veroordeeld voor corruptie, maar om gezondheidsredenen hoeft hij niet te brommen. Zijn familiekasteel, Chateau de Bity in de Corrèze, wordt nog steeds dag en nacht op kosten van de republiek bewaakt. Hij laat zijn gezicht er zelden zien, is me toevertrouwd door de dienstdoende wachtsergeant.

Boze tongen zeggen…

Aan Chirac danken we het Musée de Quai Branly, aan de gelijknamige kade in Parijs, dicht bij de Eiffeltoren. Het museum opent in 2006 en is geheel gewijd aan de primitieve kunsten. Ruim voor de opening steekt een storm van verontwaardiging op. De goede Chirac vertelt dat hij zich tijdens een strandvakantie op een of ander exotisch eiland liet inspireren door de plaatselijke inheemse kunst. Boze tongen daarentegen beweren dat Chiracs droom vooral was ingegeven door zijn innige vriendschapsband met ene Jacques Kerchache – verzamelaar van en handelaar in primitieve kunst. En de Chef d’État had zijn reputatie al niet mee. Wat er ook beweerd werd, het museum kwam er.

De Chef/Sjoemelaar had niet alleen oog voor het staatsbelang, maar diende ook het regionale belang. Om zich vanuit Parijs snel per dienstauto naar Chateau de Bity te kunnen verplaatsen, laat hij de A20 aanleggen, een mooi stukje erfgoed waar ook ik van profiteer. In het lieflijke plaatsje Sarran, waar, toeval of niet, zijn bevallige echtgenote Bernadette locoburgemeester is, laat hij van belastingcenten zijn Musée du Président Jacques Chirac bouwen, waar 150 cadeaus staan uitgestald die Mijnheer de President tijdens staatsbezoeken mee naar huis mocht nemen. Met dit edelmoedige gebaar geeft hij ze terug aan ‘zijn volk’, maar we weten niet wat hij achter heeft gehouden. Voor slechts € 4,50 per persoon mogen we de cadeaus bewonderen. Tijdens een bezoek aan dit museum krijg ik antwoord op mijn vraag. Zijn de presidenten van Frankrijk kunstminnaars of narcisten? De naam van het museum doet het ergste al vermoeden. De tentoonstelling in het souterrain doet alle twijfel verdampen. Wie zo met zichzelf uitpakt, in viervoud en op megaformaat, móet wel innig van zichzelf houden.