Het geheugen van Arrènes
‘Om de moed erin te houden en ziektes te voorkomen, moet je schoon op jezelf zijn. Met een schoon geboende huid heb je minder te lijden van hitte of kou en zijn je verwondingen minder erg.’ Een voortreffelijk advies. Meegegeven aan die duizenden jonge mannen die tussen 1914 en 1918 hun reis naar het einde van de nacht ondernemen. Ondanks de tip keren velen niet of zwaar gehavend terug. Je kon jezelf schoon schrobben wat je wilde, voor zover dat al mogelijk was, tegen het vijandige vuur op de slagvelden en de misère in de loopgraven was geen kruid gewassen.
De Grote Oorlog werd door meer dan anderhalf miljoen Franse soldaten met de dood bekocht. Meer dan vier miljoen soldaten raakten gewond. Dat is, bij elkaar opgeteld, ruim tien procent van de totale Franse bevolking die toen een kleine veertig miljoen zielen telde. Eerlijk gezegd, gaat het mijn verstand te boven.
‘De Grote Oorlog laat zich alleen begrijpen door verbeelding’
Overal in Frankrijk, en elders in Europa, worden de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog herdacht en de doden geëerd. De ‘elfde van de elfde’ kent dit jaar een andere dimensie dan we in Nederland, onder de rivieren, gewend zijn. Op elf november 1918, precies om elf uur ‘s morgens, werd de wapenstilstand beklonken. Na een slachting die zijn weerga niet kent. ‘Geofferd op het altaar van doorgedraaide politici en generaals’, zoals columnist Bert Wagendorp in de Volkskrant schreef. De kop boven zijn column luidt: ‘De Grote Oorlog laat zich alleen begrijpen door de verbeelding.’
Kunnen we de gruwelen ooit bevatten? Van deze en andere oorlogen? Nauwelijks, denk ik. We kunnen er hooguit eerbiedig en huiverend bij stilstaan. Dat gebeurt nu overal, in alle uithoeken van Frankrijk, dus ook in Arrènes, de bescheiden commune waar mijn dorp toe behoort. Als alle Franse communes, verloor ook Arrènes zonen aan la Grande Guerre. Hun namen staan op het oorlogsmonument in steen gebeiteld. Morgen brengen we ze om elf uur precies een salut.
‘Met een schoon geschrobde huid heb je minder te lijden van de hitte of kou en zijn je verwondingen minder erg.’ Met de wetenschap van vandaag de dag klinkt dit volkomen potsierlijk. Goede raad is niet duur, moet men op hoog niveau gedacht hebben, voor de jongens naar het front werden gestuurd, waar ze hun reis meestal met de dood betaalden. De aanbeveling staat in een carnet du soldat, bedoeld voor jongens die naar de hel van de Marne werden gedirigeerd. Ik had het boekje in handen en bladerde er stilletjes doorheen.
Ik beeldde me een jongeman uit de Creuse in, vers van de boerderij. Hij is zo trots als een aap dat hij zijn vaderland mag dienen, maar ook doodsbang voor wat komen gaat. Hij vecht voor zijn leven tijdens de verschrikkelijke slag bij de Marne. De vijand trekt zich terug, het pleit lijkt gewonnen. Hij staart om zich heen, over de uitgestrekte, vijandige, kale vlakte. Hij denkt aan de vreedzame heuvels van de Creuse, aan thuis, en even verschijnt er een glimlach rond zijn lippen.
De kerst komt eraan. Wat hij niet weet, is dat hij die kerst zal ‘vieren’ in de loopgraven. Het vuil en vocht trekken zijn botten in, de luis nestelt zich in de panden van zijn loodzware jas, zijn voeten bevriezen. Maar gelukkig heeft hij zijn carnet – zijn handboekje voor de soldaat. Hij leest: ‘Om de moed erin te houden en ziektes te voorkomen, moet je schoon op jezelf zijn.’ Het is een wonder dat hij er zijn gat niet mee heeft afgeveegd.
Dankzij dat kleine wonder uit de Grote Oorlog, kan ik nu door het handboekje heen bladeren. Het is een van de vele memorabilia die de bewoners van Arrènes (244 zielen, volgens de laatste officiële telling) bijeenbrachten voor een kleine herdenkingstentoonstelling in de rechtervleugel van de Mairie, ooit de jongens- of meisjesschool. Het idee ontstond spontaan, tijdens een achteloos gesprek tussen de locoburgemeester en een van de bewoners. Burgers en bestuurders sloegen de handen ineen. Zolders werden overhoop gehaald, verborgen lades omgekeerd, stoffige koffers ontsloten. Er kwam een ongelooflijke hoeveelheid relikwieën tevoorschijn, die in goed vertrouwen werden uitgeleend aan de tijdelijke, vrijwillige conservator, de locoburgemeester. Hij richtte er een ontroerende expositie mee in.
Dagboeken, brieven, in priegelschrift volgeschreven ansichtkaarten om het thuisfront gerust te stellen of te vragen blikjes eten op te sturen; foto’s, een authentieke militaire overjas, ze vormen het geheugen van Arrènes. Niemand is nog in leven om het na te vertellen, maar deze kleine souvenirs bieden houvast om ons althans nog iets voor te stellen bij de ontreddering waar precies honderd jaar geleden een einde aan kwam.
De elfde van de elfde, om elf uur ’s morgens. Daar wordt in alle uithoeken van Frankrijk bij stilgestaan. Bij voorkeur niet met defilés, vuurwerk, of grote woorden. Het zijn de kleine, persoonlijke bewijsstukken die de gruwelen van weleer enigszins invoelbaar maken. In de context, helaas, van de dreigende sfeer die onze wereld honderd jaar na dato in de houdgreep heeft. De Grote Oorlog is alleen te begrijpen door de verbeelding, kopte Bert Wagendorp in de Volkskrant. Helaas is verbeelding een talent dat we bij de huidige wereldleiders node missen. Dat baart me zorgen. Maar er is troost: schoon geschrobd en fris geschoren kunnen we de ellende beter aan.

‘Schoon en fris geschoren kunnen we de ellende beter aan.’