Herfst in Uzerche

In verleiding gebracht door uitzinnig herfstweer en een welluidende naam uit de Franse literatuur, maakten we onlangs een wandeling langs de oevers van de Vézère. Daar waar de rivier een mooie krul om Uzerche maakt, een stadje met opmerkelijk veel torens, gefundeerd op een stoere rots. Ook wel bekend als ‘de parel van de Limousin’.

Door de hoge, in hun herfsttooi gehulde bomen heen hielden we lange tijd zicht op de boven de rivier verheven vesting. Deze speelde al een strategische rol toen de Romeinen bakkeleiden met de Galliërs. De huidige kern van Uzerche vindt zijn oorsprong in de vroege middeleeuwen. Naar verluidt werd de stad zeven jaar bezet door de beduchte Saracenen, een verzamelnaam voor moslims uit verschillende windrichtingen, die allemaal op één hoop werden gegooid. Terwijl het rijk van Karel de Grote verbrokkelde, rond 800, hielden de Saracenen stevig huis in Zuid-Europa. Vergeleken met de volksverplaatsingen van toen, zou het huidige migratievraagstuk een peulenschil moeten zijn.

Van de middeleeuwen naar vrouwenrechten – alles kan in Uzerche

Maar we liepen daar niet ter ere van Karel de Grote en de Saracenen, hoewel die ook bijzondere literatuur opleverden, zoals het Chanson de Roland, dat in het Middelnederlands werd bewerkt tot het Roelantslied. De oorspronkelijke Franse versie bezingt in pakweg vierduizend epische verzen de heldendaden van ridder Roland die ergens in een pas in de Pyreneeën door verraad het leven laat. De Saracenen, de moslims, dus, krijgen in de heldenroman de schuld. Waarschijnlijk waren de Basken de werkelijke boosdoeners.

Toegegeven, het is een gigantische stap: van de middeleeuwse literatuur naar Simone de Beauvoir. Naar haar is de route bij Uzerche vernoemd. De Beauvoir leefde van 1908 tot 1986. Tot de dood hen scheidde, was ze de grote liefde van Jean Paul Sartre, met wie ze uit principe weigerde te trouwen. Ze was een voorvechtster van vrouwenrechten. “Je wordt niet als vrouw geboren”, was haar stelling, “maar tot vrouw gemaakt, door de mannen.”

Mandarijnen voor de gewone man

Simone de Beauvoir heeft een indrukwekkende reeks boeken op haar naam staan, waaronder Les Mandarins, dat in 1954 bekroond werd met de belangrijkste letterkundige prijs van Frankrijk, de Prix Concourt. Hoofdthema van de vuistdikke roman, vernoemd naar de bestuursambtenaren van het bureaucratische Chinese keizerrijk, is de afstand tussen de linkse intellectuele elite, waarvan De Beauvoir en Sartre boegbeelden waren, en de ‘gewone man’, voor wie zij met hun politieke pamfletten in de bres sprongen.

We plukten de wandeling rond Uzerche van internet, en hadden, wandelend langs de kalm kabbelende oever van de Vézère, onder een korenbloemblauwe herfsthemel, eerlijk gezegd geen idee waarom het parcours ooit naar Simone de Beauvoir is vernoemd. Het vijf kilometer lange circuit begint bij het oude treinstation van Uzerche, waar we vooraf picknickten. Nergens was een informatiebord te vinden waarop te lezen viel waar we op moesten letten om iets vaardig te worden van de verlichte geest van een van Frankrijks grootste schrijfsters en denksters. Stom. Ik had mijn huiswerk moeten doen alvorens ons naar Uzerche te begeven.

Gedreven door nieuwsgierigheid en hongerend naar cultuur, klommen we na de wandeling naar de stadskern van Uzerche, op het hoogste punt van de rots die door de Vézère wordt omarmd. Het toeristenbureau aan de Place de la Libération, een naam die De Beauvoir zeker had bekoord, was gelukkig open. Ik informeerde naar de wandeling en een vriendelijke jongedame maakte me blij met een gidsje. Tijdens een kop koffie op het terras van het café aan de overkant, waar we met een stralende glimlach werden bediend door een meisje met exotische gelaatstrekken, Marokkaans of Algerijns, schatte ik, las ik hoe de vork in de steel zit.

Uzerche, Limousin: gelukzalige momenten voor een oppassend meisje

Simone de Beauvoir, geboren en getogen in Parijs, bracht als meisje meerdere zomers door in de Limousin. Haar grootvader bezat een huis in de buurt van Uzerche, in Meyrignac, om precies te zijn. Hij erfde het familiehuis van zijn vader. In 1957, zo las ik in het wandelgidsje, schrijft ze in haar Memoires van een oppassend meisje : “Mijn eerste momenten van gelukzaligheid vond ik niet in boeken, noch in mijn strijd tegen de autoriteiten… ik vond ze in het ontwaken van de velden om me heen… het weerzien met de roestrode beuken, de blauwe ceders, de zilveren schittering van de populieren, een glinstering die telkens weer zo fris leek alsof het de eerste ochtend in het paradijs betrof.”

Enige tijd geleden haalde ik in de Pyreneeën bij een Nederlandse dame op leeftijd een indrukwekkend aantal dozen met boeken op. Ze wilde er niets voor hebben. Om ons niet al te bezwaard te voelen, lieten we een mooie fles wijn en een vers gebakken appeltaart achter. In een der dozen trof ik De Mandarijnen van Simone de Beauvoir aan, in een Nederlandstalige versie van woordkunstenaar en Brel-vertaler Ernst van Altena. Het kreeg een mooie plek in de boekenkast. Sindsdien, beken ik schaamtevol, keek ik er niet meer naar om. Meer dan zevenhonderd pagina’s vol priegelletters, dat boezemt niet alleen ontzag maar ook watervrees in.

Maar nu, na onze verkwikkende herfstwandeling sur les pas de Simone de Beauvoir, langs de oevers van de Vézère die zich als een slang om Uzerche kronkelt, weet ik wat me de komende winter te doen staat. Van iemand die zich in dergelijke bewoordingen uitlaat over mijn geliefde Limousin, de mooiste regio van Frankrijk, waar ik met zoveel genoegen woon, wil ik alles lezen.