De nieuwe hippies van Saint-Goussaud
Omhoog, omhoog. Naar de top van de berg. Voor een glas biologische wijn of een ambachtelijk biertje. Voor een sobere, doch smakelijke dis, bereid met ingrediënten uit de streek, voor een robuust bruin brood. Of voor niets anders dan een praatje. Ik breng een ode aan de nieuwe hippies van Saint-Goussaud.
Saint-Goussaud is een dorp op het hoogste punt van een kleine, ongerepte bergketen in het Zuidwesten van de Creuse. De gemeente Saint-Goussaud strekt zich uit over 23,8 km² en herbergt 194 inwoners volgens de laatste telling (2011). Het zijn er inmiddels minder, vermoed ik. Zelf woon ik aan de voet van de keten, in een nog onbeduidender gat. Enfin, op de zevenhonderd meter hoge top ligt het gehucht waar dit verhaal over gaat. Het is een oud woonoord, met sporen uit de Gallo-Romeinse tijd. Een rood-witte toren met straalzender steekt boven het dorp uit. Saint-Goussaud heeft een van de mooiste dodenlantaarns van Frankrijk. Hij stamt uit de 13de eeuw en bezit de status van historisch monument.
Er staat ook een restaurant in Saint-Goussaud. Vloer, muren en dak zijn eigendom van de gemeente die jaren geleden, in een vlaag van optimisme, meende dat de commune een toeristische impuls goed gebruiken kon. Tegelijkertijd stichtte de gemeente met EU-geld twee houten vakantiebungalows. Hun bezettingsgraad is alleszins redelijk voor een streek die de moderne toerist halsstarrig links laat liggen. Met het restaurant daarentegen is het al eeuwen tobben geblazen.
Het tij lijkt gekeerd met de nieuwe hippies van Saint-Goussaud
Het tij lijkt gekeerd. Sinds enige tijd wordt het restaurant weer uitgebaat. Een klein collectief van lokale dromers huurt het pand van de gemeente en zet zich met hart en ziel in voor een nieuwe levensvervulling die nog niet helemaal lijkt te zijn geland. Ze bewegen zich wat onwennig door hun nieuwe habitat, alsof ze nog niet kunnen geloven dat dit hun bestemming is. Dat verleent een bijzondere charme aan de eetgelegenheid die qua sfeer en inrichting doet denken aan een clubhuis. Ik hoop hartstochtelijk dat het ondernemersinitiatief van de nieuwe hippies van Saint-Goussaud een lang leven beschoren is.
Dat is niet vanzelfsprekend. Sinds we voet aan de stenige grond van de Creuse zetten, twee decennia geleden, maakten we een dozijn wisselingen van de wacht mee. Met weemoed denk ik terug aan het moment waarop twee volstrekt verknipte broers besloten het etablissement nieuw leven in te blazen, nadat een ambitieus stel uit ‘de grote stad’ de koksmuts gedesillusioneerd aan de wilgen hing. De oudste broer, Jean-Jacques, bestierde de keuken. Hij kookte goed, maar je moest geduld hebben. Dat is niet handig, want restaurants in de Creuse moeten het vooral hebben van het middagmaal voor ambachtslieden wier lunchtijd gelimiteerd is. De jongste broer, Olivier, deed de bediening en raakte uiterst bedreven in het formuleren van excuses voor de ruime intervallen tussen de diverse gangen. Je wist dat dit niet goed kon gaan. Het was een kwestie van tijd.
Van pijnlijke spagaat tot collectieve depressie
Jean-Jacques diende in een ander leven in het Vreemdelingenlegioen en hield daar een trauma en een ongezonde belangstelling voor macabere oorlogsfoto’s aan over. Hij was een manische alcoholicus. Met een andere drinkebroer, Jean-François, die geregeld klusjes bij ons deed, brachten we soms, als bij de meer courante dorpscafés de laatste ronde definitief en onverbiddelijk was verklaard, een nachtelijk bezoek aan Saint-Goussaud. Bij Jean-Jacques en Olivier kon je altijd aankloppen. We wierpen dan wat geld in de pot, waarop de flessen whisky op tafel kwamen. Menig nacht eindigde in een pijnlijke spagaat ter afsluiting van een wilde dans. Of de fotoverzameling van Jean-Jacques kwam tevoorschijn, wat steevast uitliep op een collectieve depressie.
Na de gebroeders volgde nog een bonte stoet van optimisten met velerlei tot mislukking gedoemde succesformules. Alles werd geprobeerd, het patroon herhaalde zich. De eerste weken kreeg iedere nieuwbakken uitbater het voordeel van de twijfel van de streekbewoners. Vervolgens kakte de business om moverende redenen in. Beroerd eten, onverschillige bediening, aangebrande pizza’s, een klevende vloer, gore toiletten, een grote muil, alle denkbare dieptepunten die je in een eet- en drinkgelegenheid niet wil meemaken, deden zich op het hoogste punt van de bergen van Saint-Goussaud voor. De laatste uitbaters, een stijf en arrogant Brits stel, maakten zelfs de wittebroodsweken niet mee. Hen was het voordeel van de twijfel niet eens gegund. Beteuterd en berooid dropen ze af. Het restaurant stond anderhalf jaar leeg. Daar gaat nooit meer iets gebeuren, was de breed gedeelde opinie.
Het manna van Romain is vooral robuust
Maar we hadden het mis en rekenden buiten de waard. In dit geval niet één waard, maar een klein collectief van goedwillende waarden en waardinnen die de moed opvatten om in Saint-Goussaud een hip streekrestaurant met een kruideniers- en broodhoek te beginnen. Een enkele initiatiefnemer kenden we al, zoals Romain, die zich eerder in een nabijgelegen dorp vestigde als ambachtelijke brood- en koekbakker. Hij gebruikt daar een authentieke, op hout gestookte oven voor en de smaak en textuur van zijn broden zijn werkelijk onovertroffen. Met Saint-Goussaud heeft hij er een prima ‘outlet’ bij, om maar eens modern middenstandsjargon te gebruiken.
‘Ik ga een broodje halen’ krijgt er plotseling en geheel onverwacht een bijzondere dimensie bij. In Saint-Goussaud blijf je snel even hangen voor een glas, temeer daar je het brood aan de bar afrekent. Dat is net zoiets als het spek op de kat binden. Na enkele glazen krijg je onvermijdelijk zin in een plank met kaas en charcuterie van omliggende boerderijen of een dagschotel. Geen probleem, want het brood is de volgende dag nog uitstekend eetbaar. Begrippen als ‘vers’ en ‘knapperig’ zijn niet zo relevant voor dit type brood. Het manna van Romain is vooral robuust.
Saint-Goussaud – levendig middelpunt van ongerepte natuur
La Lanterne, zo heet het restaurant, vernoemd naar het historische monument voor de doden van Saint-Goussaud. De kaart is eenvoudig, het eten wordt bereid uit ecologisch verantwoorde, lokale bouwstoffen en zonder artistieke pretenties opgediend. Wie de vegetarische leer is toegedaan, komt goed aan zijn trekken, maar vlees is niet gedemoniseerd. Stoofschotels van rund, varken of lam zijn met geduld bereid. Je drinkt er een glas biologische wijn voor anderhalve euro en uit de tap vloeien diverse ambachtelijke bieren. Vanaf het terras van La Lanterne heb je een spectaculair uitzicht op het onbedorven natuurgebied waar Saint-Goussaud ineens weer het levendige middelpunt van is. De indeling en inrichting van het terras verdienen nog wat aandacht.
Binnen deden de kersverse uitbaters hun best iets te maken van de ruimte die met zijn witte tegels en systeemplafond de uitstraling van een gevangeniskantine heeft. Allerlei uit ruw krat- of pallethout getimmerde objecten verlenen het vertrek een warme, zij het wat vervreemdende sfeer. De tafels staan atypisch opgesteld, aangekleed met fleurige placemats en echte plantjes. De inrichting is organisch. Iedere keer valt er wel weer wat nieuws te ontdekken. Een aandoenlijk, losjes in elkaar getimmerd boekenrek, een malle lamp van hout en riet, een scheve kapstok. De laatste keer werd ik verrast door een reusachtig paneel met een abstracte voorstelling van papier maché. ‘Ik houd niet van witte muren’, zei de maker, die dus geen fan is van Jean de Bouvrie en tot de vaste leden van het collectief behoort, voor zover zich dat laat vaststellen.
Wat klunzig vaak, maar nooit gehaast
Het is nooit helemaal duidelijk wie er wel en niet bij horen. Alles en iedereen loopt door elkaar heen, er is geen hiërarchie. De vaste kern schatten we op zes personen. Het kunnen er ook acht zijn. Iedereen lijkt van alle markten thuis. Of juist niet. Alleen de positie achter het fornuis heeft een vaste speler, een kleine, graatmagere jonge vrouw, met het gezichtje van een vriendelijke muis. Voor het overige doet iedereen wat er toevallig op dat moment op zijn of haar pad komt. Vaak wat klunzig, maar altijd met een glimlach. En nooit gehaast. Met frequente uitstapjes naar het terras om een al of niet met kruiden gevuld sigaretje te roken.
De nieuwe hippies van Saint-Goussaud zijn herkenbaar aan hun wat slome gang, onbekommerde blik en losse haar- en klederdracht. De gemiddelde leeftijd schommelt tussen eind twintig en eind dertig. De mannen torsen op hun hoofd en aan hun kin weelderige strobossen, soms gevlochten in stoffige dreadlocks. Hun grauwe overalls hijsen ze om de haverklap op; het bovenste gedeelte met de kenmerkende schouderbanden gebruiken ze niet waar het voor ontworpen is, maar laten ze nonchalant en nutteloos over hun knieën hangen. Dat verklaart misschien ook hun trage tred.
Balmain, Cartier en Chanel hebben niets te zoeken bij de nieuwe hippies van Saint-Goussaud
De vrouwen lijken hun haar zelf te knippen. Een revitaliserend sjampootje kan geen kwaad, maar ze talen er niet naar. Ze dragen groezelige hemdjes en broeken of rokken die niet voordelig afkleden. Of het een broek of een rok betreft, laat zich trouwens lang niet altijd met zekerheid vaststellen. De dames hebben lak aan de ideale billenmaten van Kim Kardashian en lijken niet te porren voor een neuscorrectie of integrale bleek- of ontharingsbeurt. Ze zijn eerder naar binnen dan naar buiten gekeerd. Balmain, Cartier en Chanel hebben hier niets te zoeken. Naturel, dát is de trend in Saint-Goussaud.
Hun bewegingen zijn kalm en schuchter, hun ogen staan dromerig. Er is altijd gelegenheid voor een praatje. Hun respons op een compliment is eerder verbaasd dan verheugd. Het verdienmodel draait nauwelijks om omzet, winst en groei. Ik vermoed dat er helemaal geen verdienmodel is. Maar ze zetten ongevraagd een schaaltje pinda’s op tafel, vermengd met rozijnen, als je er een glas wijn of bier drinkt. Kijk, dát is klantenbinding!
De nieuwe hippies van Saint-Goussaud. Ze zijn van meer dan goede wil en nemen hun lot in eigen hand. Ze houden van de Creuse en halen bij thema’s als ontvolking, werkloosheid en vergrijzing de schouders op. Ze trekken hun eigen plan. Geld, roem, luxe? Ze malen er niet om. Ze gaan voor vriendschap, liefde en soberheid, voor het helen van de planeet, voor aandacht. Is het misplaatst optimisme? Is het naïviteit? Hoe het ook zij, ik heb mijn hart aan ze verpand. Niet op de laatste plaats omdat ik er wandelend heen kan om een glas te drinken. In de geruststellende wetenschap dat het vervolgens snel bergafwaarts gaat.