De lepraprinses

In de geest van het paasfeest leggen we in de Lozère, het thuisdepartement van de vermaarde Cévennes, een kruisweg af naar een kleine kapel die is gewijd aan de heilige Énimie. Het is letterlijk én figuurlijk een kruisweg. Letterlijk, omdat 12 ijzeren kruizen het steile pad markeren. Figuurlijk, omdat het voor een man van mijn postuur en conditie een helse klauterpartij betreft. We worden beloond met een uitzicht dat ik niet ‘adembenemend’ kan noemen, omdat ik al buiten adem ben als we de top bereiken.

Op kruistocht in Sainte-Énimie

Zowel de klauterpartij naar de kapel als het uitzicht op Sainte-Énimie is adembenemend

Het plaatsje Sainte-Énimie behoort terecht tot les plus beaux villages de France. Het dorp met zijn heerlijke middeleeuwse straatjes ligt aan de Tarn, in het regionale park van de Grand Causses. De tarn stort zich hier door een machtige kloof die zich door de eeuwen heen vormde in het kalkplateau. Hier danken we de befaamde Gorges du Tarn aan. De rotsen, nog steeds onderhevig aan erosie, hebben grillige vormen die de fantasie tarten. Tijdens één van onze wandelingen mijmeren mijn vrouw en ik over het ontstaan van dit natuurschoon. Moeten we terug naar de ijstijd? Liepen er ooit gletsjers door de kloof? We concluderen over bedroevend weinig geologische kennis te beschikken. Maar ach, ieder huisje heeft zijn kruisje.

Er was eens een bevallige prinses, Énimie genaamd

Ten tijde van het vroege christendom, een periode die loopt van het jaar waarin de vermeende heiland aan het kruis werd genageld en uit volle borst ‘always look at the bright sight of life’ zong, tot aan de wijding van paus Gregorius I op 3 september 590, werd een bevallige prinses geboren, Énimie genaamd. Het lijkt wel een sprookje. Maar in tegenstelling tot de meeste sprookjes, kent het verhaal van Énimie geen happy end.

Énimie is de dochter van Clovis II, koning der Franken vanaf zijn geboorte rond 584 tot zijn dood rond 630. Ze is zo oogverblindend mooi dat ze iedere man om haar vinger zou kunnen winden. Ze besluit echter haar hart aan de Here Jezus te verpanden. Tot ontsteltenis van haar vader. Die wil haar om strategische redenen uithuwelijken aan een of andere hotemetoot. Om haar ouders niet al te zeer te ontrieven, bidt Énimie tot haar heiland: ‘ontneem mij mijn schoonheid, heer, zodat ik u kan blijven dienen!’ Prompt wordt ze getroffen door een vreselijke vorm van lepra.

Clovis II is radeloos. Hij trommelt alle medici uit het Frankische rijk op, maar niemand heeft een remedie tegen de afzichtelijke ziekte. Énimie zelf is ook niet in haar nopjes met haar metamorfose. Ze bidt en bidt dat het een aard heeft en krijgt dan een visioen. Een engel Gods fluistert haar in dat ze genezing zal vinden in de Fontaine de Burle, een zeven meter diepe bron bij een zijtak van de Tarn, te midden van de krijtrotsen van de huidige Lozère. Énimie en haar broer Dagobert trekken er met een groot gevolg heen. En jawel. Het wonder geschiedt. Na haar bad is onze prinses weer zo mooi als een frisse, opgewreven appel. Of als een mals kippetje van het beroemde ras Bresse-Gauloise, wat je wilt.

De legende neemt zijn loop

De volgende dag echter, op de weg naar huis, slaat de noodlottige lepra weer meedogenloos toe. De reis wordt meerdere malen herhaald. Steeds met dezelfde uitkomst. Énimie komt als een mals kippetje uit de bron, maar verandert op weg naar huis in een taaie, gemankeerde hen. Ze ziet hier een teken van God in. Die wil, het kan niet anders, dat ze zich vestigt bij de bron om van daaruit het evangelie te verspreiden. Zo gezegd, zo gedaan. Uiteindelijk trekt ze zich terug en leidt ze een kluizenaarsbestaan in de grot waar nu haar kapel tegenaan gebouwd staat.

De kapel van Sainte Énimie

Bij de kapel, hoog in de rotsen, steekt een helse wind op

We danken de legende van Sainte-Énimie, want dat is het natuurlijk, aan de middeleeuwse troubadour Bertran de Marseille. Zijn achternaam doet vermoeden dat hij een Provençaalse bard was, maar onderzoek uit 1957 vertelt ons dat hij uit de omgeving van Saint-Énimie kwam. Doet er niet toe, want ook daar was de voertaal Occitaans. Ergens in de 13de eeuw schreef Bertran de Marseille La Vida de Santa Enimalia, een hagiografie van niet minder dan 2000 achtregelige verzen. Door deze ‘heiligenbiografie’ ontstond er een ware pelgrimsrage rond de onfortuinlijke Énimie, wat de basis vormde voor één van de mooiste dorpen van Frankrijk. Zomers is het er een gekkenhuis. Nog steeds vindt iedere eerste zondag van oktober een pelgrimage plaats die de liefhebber via het Sentier Hermitage – het hermietenpad – naar de kapel leidt.

Wij kiezen ons eigen moment om de kruisweg naar de grot van Énimie af te leggen. Het steile geitenpad vergt een haast onmenselijke inspanning. Soms zet ik zo’n rare hoge stap naar een volgende rots, dat ik haast uit mijn kruis scheur. Dan doe ik snel een schietgebedje. Maar eerlijk is eerlijk, op de top van de berg, aan de voet van de kapel, is het uitzicht magnifiek. Het is ons echter niet gegund er lang van te genieten. Ineens pakken er donkere wolken samen boven de Tarn. Het water kleurt diep grijs en er steekt een felle wind op. Het is of Énimie ons hoogstpersoonlijk met haar laatste lepra-adem van de rotsen wil blazen. We besluiten terug te keren. Zwijgzaam volbrengen we de niet risicoloze afdaling. Al wat je hoort is het nerveuze tikken van onze stokken, alsof twee blinden op de berg van Golgotha achterna worden gezeten door demonen. Beneden kijk ik direct naar mijn handen. Goddank. Alle tien mijn vingers zitten er nog aan. Wel zo handig voor als we zondag eieren gaan zoeken.