De klokkentoren van Aubusson
Het is stil in Aubusson. De straten zijn verlaten. Het is eerste kerstdag, een serieuze familieaangelegenheid. De middag breng je door aan tafel. Wij niet. Wij bewaren de foie gras en oesters voor vanavond. Om de eetlust op te wekken ondernemen we een klim naar de klokkentoren van Aubusson.
Aubusson is heel Frans. Franser bestaat niet. Op doordeweekse dagen raast er veel verkeer door veel te nauwe straten. Sommige gevels zien zwart van roet, als Moriaantje. Er is veel leegstand. Panden die ooit de glorie van de oude tapijtstad weerspiegelden, wachten op restauratie. Daar is meestal geen geld voor. Maar er is hoop. In de kleine middeleeuwse kern van de stad bloeien gewaagde initiatieven. Voorname gebouwen rond de rivier de Creuse, die Aubusson doorklieft, werden samengeknoopt tot smaakvol wellness-resort, waar de welgestelde toerist kan eten, slapen en in zijn blote kont kan rond spetteren dat het een lieve lust is. Maar vandaag niet. Vandaag is eerste kerstdag. Alles is gesloten.
Een restauratiepotje voor de klokkentoren van Aubusson
Voor de klokkentoren van Aubusson werd gelukkig wel een restauratiepotje gevonden. La Tour de l’Horloge maakte in lang vervlogen tijden onderdeel uit van de verdedigingswerken van de stad die in de zestiende tot de negentiende eeuw rijkdom en welvaart vergaarde met een bloeiende tapijtknoopindustrie. Elk zichzelf respecterende slot of paleis in Frankrijk heeft ten minste één handgeknoopt kleed uit Aubusson aan een wand hangen. Het liefst meer. De industrie viel in de aanloop naar de twintigste eeuw op zijn gat en sleepte de stad mee in het verval. Onze eigen Philips bracht nog een tijdlang werkgelegenheid, maar ook dat is verleden tijd. Er is nog wel een klein, somber kantoor waar men terechtkan voor het Philips-pensioenfonds. Ik zag er nooit iemand binnengaan.
De toren is in de zestiende eeuw gebouwd en was bedoeld om vanuit de hoogte vijandelijke bewegingen in de Vallei van de Creuse in de peiling te houden. Op de hoed liggen leitjes van kastanjehout, in overeenstemming met een oude dakdekkerstraditie in de Creuse. De klok is ook uit de zestiende eeuw. Hij draagt de handtekening van een door kenners en verzamelaars gewaardeerde, plaatselijke klokkenmaker, A. Montagnon genaamd. Het uurwerk werd in de toren aangestuurd door een ingenieus, op gewichten lopend mechanisme. Dit werd vervangen door een elektrisch systeem, zodat er niet langer iedere dag iemand heen hoeft te klimmen om de gewichten omhoog te takelen. Dit verklaart waarom er op de voorzijde van de toren, links van de deur, een plastic oog zit, waarmee de meteropnemer de stand kan in scannen. Niemand kwam op het idee om hier iets te doen met zonne-energie.
De laatste getuige
De klokkentoren van Aubusson is de laatste getuige van de oude vesting die de stad ooit omarmde. De rest werd in de achttiende eeuw afgebroken toen de stad hoognodig gemoderniseerd moest worden. Het rotsachtige plateau rond de klokkentoren, dat in 2001 in het kader van de laatste restauratie werd gerealiseerd, biedt een indrukwekkend uitzicht op Aubusson. Heel veel meer valt er niet over te vertellen.
We dalen op ons gemak af naar de rivier. De zon schijnt aangenaam, het is dertien graden op deze mooie eerste kerstdag. Dat heeft vast iets van doen met de klimaatverandering. We hebben zin in koffie, maar alles in de stad is dicht. Het is stil in de straten. De mensen zijn gaan eten. We wandelen naar de auto, mijmerend. Zo’n oude klokkentoren in je rug, met zo’n veelbewogen geschiedenis, doet je eens te meer beseffen dat we uiteindelijk allemaal door de tijd worden ingehaald.