Beleven is het nieuwe zien in de grotten van Lascaux
Omdat ik sentimenteel van aard ben, ga ik graag naar hotels waar we al eens eerder sliepen. Zo boekten we laatst, vanwege het heerlijke zwembad in de parkachtige tuin, een kamer bij Le Relais du Soleil d’Or in Montignac. Het was tijdens de eerste hittegolf van dit seizoen, eind juni. In onze eigen tuin heerste een gevoelstemperatuur van 75 graden. Op zulke dagen heb ik spijt van mijn bedachtzame inborst die de aanleg van een zwembad in de weg staat. Op andere dagen, de meeste, voel ik me de koning te rijk, omdat ik me niet hoef te bekommeren om zwembadonderhoud, ph-waardemetingen en chloorbommen. De plaatsnaam Montignac, u weet het vast, is onlosmakelijk verbonden met de grotten van Lascaux. Voor we ons overgaven aan de weldadige verkoeling onzer tijdelijke zwemfaciliteiten, namen we een kijkje bij de grotten.
Die zijn sinds lange tijd aan het oog van de welwillende toeschouwer onttrokken. Er kwam een futuristisch museumcomplex voor in de plaats, op harmonieuze wijze ‘versmolten’ met het landschap. Toegegeven, het is een smaakvol stukje architectuur, al hadden de gevels en de entreezone naar mijn smaak minder uitgesproken wit gemogen. In de felle zomerzon is het een aanslag op je ogen. De Noorse vormgevers kozen voor een ‘zachte, gebroken lijn, als antwoord op de golving van de heuvel waaronder zich de oorspronkelijke grot bevindt’, lees ik later, luierend aan het zwembad, in het kingsize magazine dat ik kocht in de souvenirshop.
Op deze gezegende plek in de vallei van de Vézère daalde een lokale automonteur tachtig jaar geleden af in een grot die bleek opgesierd met de oudste fresco’s die ooit in Europa werden aangetroffen. Wetenschappers dateren ze op achttien- tot zeventienduizend jaar voor het begin van onze jaartelling en schrijven ze dientengevolge toe aan de Homo sapiens diluvialis, onder vrienden bekend als de Cro-magnonmens. Sindsdien staat de Dordogne op de kaart als de Europese bakermat van de moderne sterveling.
Vier vrienden en een hond
Naar verluidt maakte Marcel Ravidat, zo heette de automonteur van de plaatselijke garage van Montignac, op 8 september 1940 met drie vrienden en zijn hond Robot een wandeling langs de linkeroever van de Vézère. Ook in de prehistorie stroomde die al vredig. Zij voorzag de jagende en vissende Cro-magnonmens in die tijd op maat van verse forelletjes. Je moet vandaag de dag engelengeduld hebben om er ook maar één te verschalken. De hond ging een konijn achterna en leidde het gezelschap al doende naar een diep gat bij een ontwortelde dennenboom. Iedereen weet: een gat trekt. Gelukkig maar, want anders waren de grotten van Lascaux nooit ontdekt.
Marcel, de automonteur, achttien jaar, toen, overleden in 1995, probeerde het konijn met stenen uit het hol te jagen. Broer konijn hield zich stil, maar een mysterieuze echo bracht de mecanicien op het idee dat hier wel eens sprake kon zijn van ondergrondse gewelven. Vier dagen later keerde hij op de locatie terug, met andere kompanen, en uitgerust met olielampen, messen, touwen en houwelen. Marcel daalde als eerste af en had de primeur.
De jongemannen uit Montignac hadden nauwelijks in de gaten dat ze iets bijzonders op het spoor waren. Terug in Montignac deed een van de makkers zijn verhaal aan zijn ouders, achteloos. Die maakten op hun beurt een gepensioneerde onderwijzer deelgenoot van het avontuur. Deze dacht dat het een grap was, die hij tijdens het borrelen deelde met ‘tout Cahors’. Zo belandde het verhaal bij ene pastoor Henri Breuil, die wel de ‘priester van de prehistorie’ werd genoemd en, toeval of niet, op dat moment in een hotel in Montignac logeerde. Hij was de eerste gekwalificeerde prehistoricus die in de grot afdaalde en bracht de bal aan het rollen. Er bestaan andere versies over de ontdekking van de grotten van Lascaux, maar dit verhaal spreekt me het meest aan.
En masse naar de grotten van Lascaux
De identiteit van de vroegste caveman beperkte zich niet langer tot het idee van een wildeman die er willekeurig op los sloeg met zijn knots en om het even welke vrouwspersoon aan haar haren zijn grot in sleurde teneinde voor nageslacht te zorgen, waarvoor wij hem onze eeuwige dank verschuldigd zijn. Tussen de bedrijvigheid door gaf hij wel degelijk ook duiding aan zijn bestaan door zich op een artistieke wijze te uiten en zijn onderkomen te decoreren met beeltenissen van dieren uit zijn natuurlijke habitat. Het nieuws over deze revolutionaire ontdekking ging als een lopend vuurtje. Van heinde en verre stroomde de nieuwsgierige moderne mens toe. Tussen 1948 en 1963 brachten meer dan een miljoen belangstellenden een bezoek aan de grotten van Lascaux.
Op de gevolgen kon je wachten. Bacteriën, algen en schimmels die tot dan toe een sluimerbestaan hadden geleid op de vochtige rotsbodem en –wanden, kwamen plots, na zeventien- tot achttienduizend jaar, een futiele marge is hier onvermijdelijk, tot leven. Ze vraten de wandschilderingen aan, die in luttele tijd in kwaliteit achteruit kelderden. Niets is eeuwig. ‘Alles wat ten prooi valt aan de aandacht van de moderne mens, is gedoemd kapot te gaan’, dacht ik later, terwijl ik mijn baantjes trok in het zwembad van Le Relais du Soleil d’Or en tot een zekere melancholie verviel. Het werd tijd voor een glas wijn.
Net zoiets als je laten betoveren door een Rembrandt-reproductie
Om erger te voorkomen, gingen de originele grotten in 1963 dicht voor het grote publiek. Saillant detail: dit gebeurde per decreet van minister van cultuur André Malraux, schrijver van Het menselijk tekort. Er kwam een replica voor in de plaats (Lascaux II). Deze kon vanaf 1984 worden bezocht. Voor mij persoonlijk is dat net zoiets als dat je gaat staan staren naar een reproductie van Rembrandt, wat niet wegneemt dat de toeristen als vliegen op de stroop op de nepfresco’s afkwamen: 270 duizend bezoekers per jaar. Kassa, zou je denken. Tel je zegeningen als departement. Maar nee, het was niet genoeg. De notabelen en marketeers van de Dordogne roken meer kansen en raakten door de tijdgeest besmet. Voor de moderne toerist geldt: beleven is het nieuwe zien.
De beleving van de replica’s van de wandschilderingen werd verrijkt met een knap geïmiteerde imitatie van een deel van de oorspronkelijke grot, Lascaux III. Dit ‘reizende museum’, in delen opgebouwd en aanvankelijk tentoongesteld in het ‘prehistorische’ dierenpark van het nabijgelegen Thonac, Parc du Thot, werd het vlaggenschip van het nieuwe toeristische concept waarmee de Dordogne zich wereldwijd presenteerde als de Vallei van de mensheid. De belangstelling in Frankrijk zelf viel wat tegen, maar in China, Tokyo en Shanghai kwam men het vermeende ontstaan van de menselijke soort graag bewonderen.
De nieuwe grotten van Lascaux, beter dan het origineel…
Ook dit was niet genoeg. Verwende veelvraten als we in het westen zijn, willen we niet alleen zien wat de jagers/verzamelaars als kunstenaars in hun mars hadden, we willen de magie van de prehistorie voelen en ondergaan. Op een spannende, actieve, authentieke en educatieve manier. We willen er geweest zijn, als het ware, we willen op reis in een tijdmachine, zelf aan de knoppen zitten en onze eigen virtuele oertijd scheppen. Toeschouwer en kunstenaar inéén, dát willen we zijn. Althans, dat menen de notabelen en de marketeers. En we worden op onze wenken bediend. Met Lascaux IV, het internationale centrum van de prehistorische wandschilderkunst, geopend in 2016. Het zijn de nieuwe grotten van Lascaux, beter dan het origineel. Het kostte wat (€ 57 miljoen), maar dan heb je ook wat.
De ontvangsthal benadrukt de nietigheid van de mens. Alsof je een kathedraal betreedt. Er zijn educatieve, interactieve tentoonstellingszalen waarin we ons in de prehistorie kunnen inleven, er is een hightech 3D-bioscoopzaal die ons meeneemt op reis door de wereld van de Cro-magnonmens, de vroegste bewoner van de vallei. Maar dat is allemaal kinderspel in het licht van het hoogtepunt. Of dieptepunt. Met een lift daalt de hongerige toerist af in de grotten van Lascaux. Of liever gezegd: in een waarheidsgetrouwe replica van de originele grotten van Lascaux, met alle fresco’s zoals ze ruim tachtig jaar geleden door Marcel Ravidat, de automonteur uit Montignac, werden aangetroffen. Zelfs de temperatuur is er nagebootst: 13 tot 16 graden. De werkelijkheid heeft plaatsgemaakt voor de illusie.
Van Homo sapiens naar Motorhome sapiens
We staan erbij en kijken ernaar. Op een verzengend hete dag, tijdens de eerste hittegolf van 2019. Voor het museum ligt een uitgestrekt parkeerterrein, groter dan een voetbalveld. Voor campers is een eigen asfaltreservaat aangelegd. Ze staan er kop aan kont. Ik zie Franse, Belgische, Duitse en Nederlandse kentekens. Gek eigenlijk, bedenk ik, terwijl ik de drukte gadesla, voor mij laat de ziel van de Motorhome sapiens zich moeilijker doorgronden dan die van de Homo sapiens diluvialis, de Cro-magnonmens, voor vrienden. Je bent het stadium van de grot na eeuwen ontgroeid en van jager/verzamelaar geëvolueerd tot gepensioneerd burger, en je kiest vrijwillig voor een nomadenbestaan in een schimmelige doos op wielen, waarmee je van het ene naar het andere troosteloze parkeerterrein toert, terwijl je oudste voorvaderen juist zo in hun sas waren met een vaste woon- en verblijfplaats.
Ik zal het nooit begrijpen. Dat hoeft ook niet, want iets verderop, in Montignac, wacht me een luxueuze hotelkamer met airconditioning. Nog even en we beleven de weelde van een heerlijke duik in het zwembad van ons hotel. Voor het zover is, waag ik me door de drukte over de oogverblindend witte, megalomane toegangsallee naar het museum. Voor een vluchtig bezoek aan de souvenirshop. Voor een paar euro koop ik het kingsize magazine. Dan maak ik me weer snel uit de voeten. Ik léés wel wat er allemaal te zien en te beleven valt. Aan de rand van het zwembad, in een ligstoel, met een glas witte wijn binnen handbereik.